- remonter
- remonter [rəmõtee]I 〈onovergankelijk werkwoord〉1 (weer) naar boven, omhoog gaan ⇒ (weer) stijgen2 teruggaan (naar) ⇒ teruggaan (tot, op), terugkomen (naar)♦voorbeelden:1 〈scheepvaart〉 remonter au vent, dans le vent • laveren2 cela remonte au déluge • dat is zo oud als de wereldremonter dans le temps • in het verleden teruggaan→ actionII 〈overgankelijk werkwoord〉1 opgaan ⇒ teruggaan naar, weer naar boven gaan2 weer naar boven brengen ⇒ ophijsen, ophalen3 inlopen op ⇒ terrein winnen op4 opbeuren ⇒ opmonteren5 aanvullen ⇒ weer op peil brengen6 〈muur〉ophogen7 weer in elkaar zetten ⇒ weer monteren8 〈klok〉opwinden9 〈troon, paard〉weer bestijgen♦voorbeelden:1 〈figuurlijk〉 remonter le courant • tegen de stroom oproeien, ingaanremonter une rivière • stroomopwaarts gaan, varenremonter une rue • een straat inlopen2 remonter son col • zijn kraag opzetten4 remonter le moral à qn. • iemand opvrolijken5 remonter sa garde-robe • zijn garderobe aanvullen7 remonter un pneu • een band weer om een wiel leggenIII se remonter 〈wederkerend werkwoord〉1 weer wat opknappen→ moralv1) weer omhoog gaan, stijgen2) teruggaan (naar)3) weer naar boven brengen/halen4) terrein winnen (op)5) opmonteren6) aanvullen7) ophogen [muur]8) weer in elkaar zetten9) opwinden [klok]
Dictionnaire français-néerlandais. 2013.